Onzichtbaar referentiepunt
De ECB mikt op inflatie van dichtbij, maar minder dan 2%*. Die inflatie is een maatstaf voor de temperatuur van de economie. Een hoge inflatie wijst op oververhitting: de totale vraag naar goederen en diensten overtreft het aanbod, waardoor het prijspeil sneller stijgt. Andersom, wat meer aansluit bij de huidige situatie, kan een lage inflatie erop wijzen dat het BBP achter blijft op haar potentieel niveau.
Dat potentieel output-niveau is echter iets dat we niet kunnen observeren. Het is een theoretisch gegeven dat wordt berekend als het output niveau waarbij de inflatie constant blijft en de totale vraag en aanbod dus in evenwicht zijn. In principe is het een stabiele maatstaf en kunnen enkel structurele veranderingen het economisch potentieel van een land beïnvloeden. Een recente paper van de Nationale bank toont echter aan dat er ook cyclische componenten in de potentiële groei sluipen, zoals te zien op onderstaande grafiek.
De grafiek toont hoe het potentiële BBP voor de Eurozone neerwaarts werd herzien in de periode 2007-2009 en 2011-2013. Tussen 2015 en 2019 was er dan weer een stijging. Voor de VS werd de potentiële output tussen 2007 en 2017 telkens neerwaarts bijgesteld. Een NBER-paper uit 2017 documenteert deze trend voor de VS en enkele andere landen. De auteurs staven hun vermoeden dat de potentiële output overdreven neerwaarts werd herzien. Hun conclusie lijkt erop te wijzen dat het referentiepunt mee hobbelt op de golven van de huidige output**. Dit heeft een belangrijke impact voor het te voeren beleid.
Structureel tekort
Moderne centrale bankiers proberen immers het potentiële output-niveau zo dicht mogelijk te benaderen. Eens die situatie wordt bereikt combineert ze het beste van de twee werelden: een stabiele inflatie en een lage werkloosheid. Een onderschatting van het potentiële BBP kan dan ook leiden tot een te lage referentie-inflatie. Dat kan de bankiers er dan weer toe aanzetten om de geldkraan dicht te draaien.
Daarnaast beïnvloedt de potentiële output ook de begrotingen van de Europese lidstaten. Die mogen immers in economisch moeilijke tijden méér in het rood gaan. Een onderschatting van de potentiële groei biedt zo aan bepaalde landen minder mogelijkheden om bijvoorbeeld voor overheidsinvesteringen de toestemmingen van Europese begrotingswaakhond te krijgen.
* Het mandaat van de ECB verschilt van dat van de FED. De Amerikaanse centrale bank beoogt, naast prijsstabiliteit, ook een sterke tewerkstelling. Zo bekeken kan de inflatie-doelstelling van de FED symmetrisch worden genoemd. De Economist publiceerde een heldere toelichting.
** Een recente publicatie van de OESO vergelijkt de conjunctuur-gevoeligheid van de potentiële groei onder verschillende berekeningsmethodes. De manier waarop de OESO rekent zou merkelijk robuuster zijn voor de impact van de cyclus, in vergelijking met de Europese Commissie en het IMF.