Adviesbureau Ernst & Young publiceerde recent haar jaarlijkse “UK attractiveness report”. Het Verenigd Koninkrijk (VK) was ook in 2018 de topbestemming voor Directe Buitenlandse Investeringen (DBI) vanuit andere Europese landen. Wel was er een fikse daling in het aantal projecten: er werden er 13% minder gerealiseerd dan in 2017. De vooruitzichten voor de toekomstige instroom van DBI naar het VK zijn niet rooskleurig. 42% van de bevraagde investeerders ziet de komende drie jaar het VK als bestemming voor investeringen minder aantrekkelijk worden.
Post-referendum
Vier Britse academici onderzochten de kapitaalstromen in de andere richting: zij berekenden de impact van het Brexit-referendum in juni 2016 op de DBI door Britse bedrijven in de andere EU-lidstaten. Ze gebruikten hiervoor een dataset met daarin zo’n 100 000 aangekondigde DBI-transacties*. De academici concludeerden dat het aantal Britse investeringen** sinds juni 2016 inderdaad toenam.
Om het effect van het referendum te isoleren, maakten de onderzoekers gebruik van de Synthetische Controle Methode (SCM). Ze stelden een profiel samen door de DBI-stromen van verschillende landen te combineren, zodat het profiel in de periode 2010-2016 zo sterk mogelijk gelijkte op dat van het VK. Door de evolutie van beiden profielen nà het referendum te vergelijken kon zo de impact van het referendum worden geschat. Het synthetische VK-profiel maakte immers geen referendum mee.
Onderstaande grafiek toont hoe het aantal DBI per kwartaal voor beide profielen nauwelijks verschilt in de periode voor het referendum. Nadien zien we een heel ander beeld: tussen het derde kwartaal van 2016 en het eerste kwartaal van 2019 waren er ruim 300 transacties meer in het VK dan in het hypothetische scenario zonder referendum. Dat is een stijging van 17%.
Strategische DBI
De stijging vertegenwoordigt zo’n 20 miljard GBP, wat overeenstemt met 1% van het Britse Bruto Binnenlandse product***. Opvallend is ook dat Britse bedrijven na het referendum niet méér gingen investeren in niet-EU landen. De auteurs zien ook een daling van de DBI vanuit EU27-landen naar het VK, ten belope van 9%.
Enige voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie hiervan, de echte beweegredenen van de betrokken bedrijven zijn immers niet bekend. Het lijkt er wel sterk op dat de evolutie van de DBI in belangrijke mate beïnvloed werd door de toegenomen onzekerheid ten gevolge van het referendum.
Dit resultaat zou er, volgens de auteurs, op kunnen wijzen dat Britse bedrijven deels hun productie naar het Europese vasteland verplaatsen omdat ze vrezen voor toegenomen handels- en migratie-belemmeringen na Brexit. En dat heeft de Britse economie dus mogelijk al 1% van haar BBP gekost.
* De onderzoekers focussen op het aantal transacties, eerder dan op de totale waarde ervan. De totale waarde van een project is vaak (vooraf) onzeker. Daarbij komt ook dat zo’n kengetal sterk afhankelijk is van enkele grote projecten.
** Deze investeringen omvatten zowel fusies & acquisities (M&A) als het uitbouwen van nieuwe faciliteiten (zogenaamde “greenfield investeringen”). Jaarlijks gaat het om meer dan 300 investeringen van elk type.
*** De auteurs gaan ervan uit dat alvast een deel van dit bedrag bij een ander resultaat van het referendum binnen de landsgrenzen van het VK zou zijn besteed. Uiteraard kunnen ze niet uitsluiten dat een andere factor de toename van de BDI in EU-landen veroorzaakte, maar dat lijkt weinig waarschijnlijk. Zo bekeken zal het verlies aan BBP voor het VK dus maximaal 1% zijn geweest.