Het geheugen van een bank: De bouw van de spoorweg Peking-Hankow aan het begin van de 20ste eeuw
In 'Het geheugen van een bank’ presenteert BNP Paribas Fortis een reeks verhalen en anekdotes over diverse gebeurtenissen uit onze economische en sociale geschiedenis, bekeken uit het standpunt van de bank en de entiteiten waaruit ze ontstaan is. Een eerste artikel met als titel 'Een buitenaards wezen bij de bank' en gewijd aan de evolutie van de rol van de vrouw, werd op 8 maart 2013 gepubliceerd ter gelegenheid van de Internationale Vrouwendag.
In dit tweede artikel: de rol van BNP Paribas in de ontwikkeling van de Chinese sporwegen aan het begin van de vorige eeuw.
Drie bancaire voorvaderen van de groep BNP Paribas hebben tijdens de vorige eeuwwisseling – de overgang van de 19e naar de 20e eeuw – de financiering op zich genomen van een van de grootste overheidsprojecten uit die periode, de aanleg van de spoorweg van Hankow naar Peking over een lengte van 1.200 km: de Generale Maatschappij van België (BNP Paribas Fortis), de Banque de Paris et des Pays-Bas en het Comptoir National d’Escompte de Paris.
De uitwerking van het project werd toevertrouwd aan een gezamenlijke dochter, het Studiebureau voor de Spoorwegen in China, dat geconfronteerd werd met een complexe geopolitieke omgeving door de interne Chinese situatie en de druk van de Westerse grootmachten. Ondanks alle mogelijke problemen, werd de spoorlijn toch in zeven jaar tijd tot stand gebracht (1898-1905).
De nederlaag van China in 1895 tijdens de Chinees-Japanse oorlog versterkt de mening van de hoge ambtenaren dat China zich moet moderniseren om als een soevereine staat te overleven. En die modernisering moet in de eerste plaats gebeuren door de aanleg van een spoorwegnet. De bouw van de spoorlijn tussen Peking en Hankow, op de Gyang-Tse (Blauwe rivier), is dan ook strategisch belangrijk. De grote rivieren in China zijn immers oost-west georiënteerd en een noord-zuidweg is onontbeerlijk voor de handel en het transport, met name van levensmiddelen zoals rijst en sorghum die op de vruchtbare vlaktes in het zuiden zijn geproduceerd.
De Chinese overheden beschikken echter niet over de expertise noch over de nodige fondsen om die spoorlijn aan te leggen. Zij zien zich dus wel verplicht een beroep te doen op het Westen, maar blijven toch wantrouwig tegenover de grootmachten – Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en de Verenigde Staten. De samenwerking van Frankrijk met Rusland doet bovendien de vrees ontstaan dat Frankrijk bij een Chinees-Russisch conflict partij zou kiezen tegen China.
De Chinezen kiezen er daarom voor te onderhandelen met een land dat akkoord gaat met een ‘onbaatzuchtige samenwerking’ of dat in elk geval minder voordeel wil halen uit de bouw van de spoorwegen door economische of geografische concessies af te dwingen. België dus. De eerste diplomatieke contacten tussen het keizerlijk hof en de Belgische ambassadeur in Peking hebben plaats in november 1896. Maar de directie van de grootste bank van het land, de Generale Maatschappij van België, is nogal verdeeld over de te volgen lijn omwille van de enorme bedragen waarover het gaat en de geopolitieke risico’s.
Onder druk van koning Leopold II (1835-1909), een groot voorstander van een Belgische expansiepolitiek, gaat het project toch van start. De Generale Maatschappij van België overlegt eind 1896, begin 1897 met de Banque de Paris et des Pays-Bas om de risico’s en de impact van het contract te spreiden. Dankzij de samenwerking met Paribas kan het enorme spaarvermogen in Frankrijk worden aangesproken. Voor wat de financiering betreft, spreken de twee banken af dat de Belgische partners instaan voor twee vijfde, de Franse voor drie vijfde en dat elk zorgt voor de helft van het materieel, wat belangrijk is voor de industrie in de beide landen. Op 3 maart 1897 richten de beide partners het Studiebureau voor de Spoorwegen in China op.
De onderhandelingen en de haalbaarheidsstudies van het project nemen het hele jaar 1897 in beslag. Er zijn de tussenkomsten van de Belgische ambassadeur in Hankow, Émile Francqui (1863-1935), en van de Franse consul in Shanghai, Paul Claudel (1868-1955). De onderhandelingen gaan onder meer over een Chinese overheidsgarantie voor wie op de obligatielening inschrijft. Sheng, de directeur-generaal van de Algemene Maatschappij van de Spoorwegen en prefect van Shanghai, onderhandelt tegelijkertijd een lening bij een Amerikaanse groep in de hoop hiermee de beste voorwaarden bij het Frans-Belgisch consortium te kunnen afdwingen… Maar uiteindelijk ondertekent hij op 26 juni 1898 het contract dat hem door de Generale Maatschappij van België en Paribas wordt voorgelegd. Dit contract wordt in augustus bij keizerlijk decreet bekrachtigd. Het eerste deel van de lening wordt uitgegeven in april 1899.
De supervisie van de bouwwerken wordt toevertrouwd aan een Belgische ingenieur van 37 jaar, Jean Jadot (1862-1932), die al de bouw van spoorwegen in België en in de Nijldelta heeft geleid.
Vanaf maart 1899 wordt de spoorlijn tegelijk ‘aangepakt vanuit de twee uiteinden’, zodat tegen het einde van het jaar in het zuiden 20 km spoor is gelegd en grondwerken over 100 km zijn gerealiseerd. In het noordelijke traject zijn al grondwerken over 60 km uitgevoerd en is 10 km spoor aangelegd.
In 1900 wordt de aanleg echter gedurende verschillende maanden onderbroken als gevolg van de Bokseropstand. Deze xenofobische rebellenbeweging maakt ook slachtoffers onder de spoorwegarbeiders. De revolutie is vooral hevig in het noorden, van Lu-Kou-Kiao tot Fengtai: alle werkplaatsen, magazijnen en wagons worden vernietigd en de biels gestolen. Jadot vraagt dringend wapens voor zijn personeel. In het zuiden, waar de onderkoningen het bevel geven de Europeanen te beschermen, is de situatie minder dramatisch. De werken worden er voortgezet omdat, volgens de onderkoningen en de consuls, de stopzetting ervan zou leiden tot 15.000 werkloze arbeiders en dus bijkomende risico’s zou inhouden. Toch worden alle ambtenaren van de spoorwegen er ook bewapend.
De spoorlijn van 222 km van Sin-yang naar Hankow doorkruist de enige steile regio van het tracé; daar waar de Gele Rivier zich afsplitst van de Gyang-Tse. Maar dat wordt zonder problemen in 1901 aangepakt met de bouw van een tunnel over 500 meter.
Als het keizerlijk hof in januari 1902 het aangelegde baanvak bezoekt, beschrijft Jadot deze gebeurtenis als 'het gewichtigste evenement uit de geschiedenis van de Chinese spoorwegen'. Voor het eerst reist keizerin-weduwe Tseu-Hi (1835-1908) immers met de trein. Dat is bovendien een politiek feit, want zij keert terug naar Peking na de onrusten van de Bokseroorlog.
De enig echte technische moeilijkheid van het tracé is de meer dan 3.000 meter lange brug over de Gele rivier. In juni 1905 rijden de eerste locomotieven er over.
De spoorlijn wordt op 14 november 1905 ingewijd. Zij heeft een lengte van 1.214 km en telt 125 stations langs het tracé. De bouw van de spoorlijn, dat in ijltempo gebeurde, kost 200 miljoen goudfranken, waardoor het een van de minst dure lijnen in China is geworden tijdens het eerste decennium van de 20e eeuw. Het project heeft ook een belangrijke impact gehad op de Belgische en de Franse industrie want de bestelling van spoorwegmaterieel, bruggen en staalconstructies en treinsporen was goed voor 54 miljoen. Het enorme prestige dat Jean Jadot haalt uit de bouw van de spoorweg helpt hem het jaar daarop directeur te worden van de Generale Maatschappij van België, belast met het industrieel departement.
De Generale Maatschappij van België richt in maart 1902 – en dat is geen toeval – een bancaire dochter op in het Rijk van het Midden (China), een rechtstreeks gevolg van de Bokseropstand. China wordt immers gedwongen vergoedingen te betalen aan de landen van wie de staatsburgers te lijden hadden onder het oproer. Net om die tegemoetkomingen aan België of aan zijn onderdanen te betalen, heeft de Generale Maatschappij de Banque Sino-Belge opgericht, met een eerste bankkantoor in Shanghai. Dat kantoor verwerkt deviezentransacties, arbitrage, kredieten met zekerheden, import- en exportfinanciering,… Het geeft ook muntbiljetten uit in Mexicaanse dollar (een in het toenmalige China wijdverbreide rekenmunt). De omzet van de Banque Sino-Belge neemt vanaf 1904 dermate toe dat de Generale Maatschappij van België het kapitaal met de steun van de vorst en van andere Belgische financiële groepen moet optrekken. Dankzij die financiële reorganisatie kan de Banque Sino-Belge (intussen omgedoopt tot Banque Belge pour l'Etranger) een tweede kantoor openen in Tientsin en een derde in Peking.
Bezoek ook onze website Kunstcollectie en historische archieven
- BNP Paribas Fortis
- CSR
- Corporate Social Responsibility