Menu
Macro-economie
05.05.2025
Arne Maes Senior Economist

Van ondernemer tot werkgever

Meer mensen aan het werk. Zo luidt andermaal het credo van de nieuwe regering. Dat zal nodig zijn ook, om onze manier van leven te verzoenen met het gapende gat in de begroting. Ons land telt momenteel ruim 4 miljoen werknemers, plus nog eens een klein miljoen aan zelfstandigen. Die laatste groep steeg flink door de voorbije jaren, terwijl ook de jobcreatie in niet-marktsectoren opveerde. Maar hoe zit het met de tewerkstelling bij de bedrijven?

Jobcreatie door bedrijven

Een recent rapport van het IMF houdt de Belgische starters kritisch tegen het licht. Het valt op dat ze minder dynamisch zijn dan in de andere eurolanden: zowel de geboorte- als sterftecijfers liggen lager dan het EZ-gemiddelde. Ook hebben jonge, snelgroeiende bedrijven in ons land een veel kleiner aandeel van de totale tewerkstelling.

Dat geldt eigenlijk voor de volledige populatie. Onderstaande grafiek toont de gemiddelde tewerkstelling per land voor bedrijven uit verschillende leeftijdsgroepen. Naast het succes van de VS in elke categorie valt op dat België steeds lager scoort dan Nederland én het Europese gemiddelde.



Rol van beleid

In ons land ontvangen startende werkgevers sinds 2016 een flinke aanmoediging om hun eerste werknemer aan te werven. Dat gebeurt onder de vorm van een permanente loonlastenverlaging voor die medewerker, via een korting op de werkgeversbijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).

Universiteit Gent bekeek de impact daarvan. Sinds de invoering steeg het aantal startende werkgevers – ondernemers die een eerste aanwerving doen – met 31%. Als gevolg daarvan waren er in 2019 7% méér bedrijven met exact één medewerker. Er was geen toename van bedrijven met meer dan één werknemer.


Ook opvallend: de nieuwe werkgevers zijn gemiddeld gezien minder succesvol. Volgens de Gentse onderzoekers namen die bedrijven minder werknemers aan, boekten ze een lagere omzet en creëerden ze minder toegevoegde waarde dan bedrijven die ook zonder de vrijstelling een eerste werknemer aangeworven zouden hebben.

Keuzes, keuzes, keuzes

Die cijfers worden bevestigd door recent werk van de NBB. Zij modelleren de toename in bedrijven met één werknemer, onder assumptie van een constante arbeidspopulatie. Hun schatting is dat er in zo’n situatie een lichte loonstijging (+0,5%) plaatsvindt. Dat is een gevolg van de toegenomen vraag naar arbeid vanuit de nieuwe werkgevers.

Maar het gaat daarbij om een herallocatie van werkkrachten van productieve naar minder productieve bedrijven. De lastenverlegging zorgt met andere woorden voor een distorsie op de arbeidsmarkt. Gevolg: de totale output daalt lichtjes (-0,01%). Wie er in de analyse wel op vooruitgaan, zijn de managers van de 1-werknemerbedrijven. Hun inkomen stijgt met 6,5%.

De grote verliezer? De overheid, die dat alles financiert. In 2023 kostte de maatregel 488 miljoen euro. Doordat er voortdurend nieuwe bedrijven opgericht worden, zal bij ongewijzigd beleid – volgens de Gentse economen – de kost verder blijven oplopen tot alle bedrijven een gesubsidieerde eerste werknemer in dienst hebben. Die laatste pleiten dan ook voor het afschaffen of toch uitfaseren van de maatregel, gezien de huidige begrotingsdrift.

De NBB is genuanceerder. Haar economen laten ruimte voor het idee dat rekrutering door zelfstandigen ook niet-monetaire baten met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld een sterker maatschappelijk weefsel. Maar dat laatste lijkt ondergesneeuwd te geraken in de zoektocht naar verse middelen om onder meer de NAVO-norm te halen (om minstens 2% van het bbp te spenderen aan militaire uitgaven).


De opinies in deze blog zijn die van de auteurs en geven niet noodzakelijk het standpunt van BNP Paribas Fortis weer.
Arne Maes Senior Economist
Arne is de interne expert in de Belgische economie. Daarnaast is hij belast met de opbouw en instandhouding van de voorspellingsmodellen van de afdeling en ontwikkelt hij nieuwe onderzoeksideeën. Lees meer

Over het onderwerp

Geen resultaat