India is wereldwijd een van de kwetsbaarste landen voor de klimaatverandering. Door de sterke economische groei en de enorme populatie is de energiebehoefte er de komende decennia enorm. En fossiele brandstoffen blijven er nog lang een belangrijk deel uitmaken van de energiemix. De financiële kosten voor de klimaattransitie liggen er ook aanzienlijk hoger dan in de ‘ontwikkelde’ landen en grote financieringsbronnen ontbreken. Daarom moeten de ontwikkelde landen over de brug komen met extra financiering én ervoor zorgen dat investeringen vanuit de private sector minder risicovol worden.
‘Terwijl de wereld het rampzalige jaar 2039 achter zich laat, schittert met de megafinancieringsdeal tussen de Big 4 (VS, China, India en het Verenigd Europa) toch één lichtpuntje in de duisternis. De overeenkomst moet de wereld uit de vicieuze opwarmingsspiraal halen. De verwoestende klimaatcatastrofes spaarden ook dit jaar geen enkel continent[1].’
Dat stukje uit de krant Brussel Kapitaal van 3 januari 2040 maakt twee zaken duidelijk: vooreerst heeft India zich tegen die tijd opgewerkt tot een supermacht en is de G7 vervangen door de Big 4. Verder neemt de negatieve impact van de klimaatverandering stelselmatig toe. Het mattheuseffect speelt hier ten top: de armste landen met de minste middelen worden het zwaarst getroffen, de rijkste het minst. Dat blijkt duidelijk uit bijgaande grafiek uit een studie van consultant McKinsey[2]. Zonder klimaatactie leven in India 160 tot 200 miljoen mensen in steden waar de jaarlijkse kans op een dodelijke hittegolf niet zero is vanaf 2030.
“De arme landen en de landen die afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen worden ook het meest blootgesteld aan de wijzigingen die een net-zerotransitie meebrengt”, schrijft de consultant. “Die landen zijn meer onderhevig aan veranderingen in productie, kapitaalvoorraad en werkgelegenheid omdat kwetsbare sectoren [zoals landbouw] relatief grote delen van hun economie uitmaken.” Ruim 40% van de Indiase bevolking werkt in de landbouw. Landen als de VS, Canada en Duitsland behoren wereldwijd tot de 10 minst kwetsbare.
De grote kwetsbaarheid van India
Swiss Re[3] berekent een Climate Economics Index voor 48 landen die instaan voor 90% van het globale bbp in 2019. Wat als de gemiddelde globale temperatuur stijgt met 2,6°C in plaats van het in Parijs afgesproken maximum +1,5°C? De index houdt rekening met (1) de toekomstige impact op het bbp van fysieke risico’s voortvloeiend uit de geleidelijke klimaatverandering; (2) de kwetsbaarheid voor extreme weerrisico's (natte en droge omstandigheden); (3) het (vooral financiële) vermogen van de landen om zich aan te passen.
Conclusie? India strandt op de vierde laatste plaats, net voor de Filipijnen, Maleisië en Indonesië. In een worstcasescenario dat rekening houdt met de negatieve impact van ‘unknown unknowns’ – niemand weet bij welke temperatuur bepaalde kantelpunten worden overschreden – is het bbp in 2050 27% kleiner dan dat in het klimaatscenario van Parijs. Bij een temperatuurstijging met 3,2°C loopt dat verschil op tot 35%-punt. Volgens de International Labour Organisation kan de temperatuurstijging in belangrijke Aziatische economieën leiden tot 10% minder werkuren bij daglicht tegen het midden van de eeuw. Twee besluiten: de wereld is niet eerlijk, en niets doen is geen optie (wat de titel van de McKinsey-studie is).
Warmste, natste en droogste
India is zich bewust van die klimaatuitdaging. De Indiase Centrale Bank (RBI) weidde er in 2022-2023 een lijvig rapport aan. Op bladzijde 2 ervan staat: “India beleefde de warmste februarimaand sinds het begin van de statistieken in 1901. [… ] Volgens het Indiase Centrum voor Wetenschap en Milieu was het land in 2022 314 van de 365 dagen onderhevig aan extreme weersomstandigheden met 3026 doden tot gevolg, 1,96 miljoen hectares teeltgebied en 423.249 huizen verwoest en 69.899 dieren gedood. […] In 2022 tekende India de zevende natste januari op sinds 1901. Maart was de derde droogste en warmste ooit in 121 jaar”. De frequentie van extreme klimaatomstandigheden is bijna verdrievoudigd sinds 2005.
Als zulke dingen gebeuren, dan moet het toch gemakkelijk zijn om mensen tot actie aan te zetten en hervormingen door te voeren, veronderstel ik dan. “Toch niet”, antwoordt Shumita Deveshwar. “Mensen zijn het gewoon om in een temperatuur van 45°C te leven. Als die dan stijgt naar 47°C, dan merken ze dat amper. En zelfs als ze dit merken, dan blijft het einde van de maand halen absoluut hoger op de prioriteitenlijst staan dan de klimaatverandering tegen gaan. Elk jaar bedekt een dikke laag smog steden als Mumbai en Delhi. Dat komt deels door de snelle groei met te veel wagens en tweewielers op de weg die in de file staan door de enorme bouwwerkzaamheden. Maar ook door de rook uit Punjab. In die landbouwstaat ten noorden van Delhi verbranden landbouwers na de oogst hun velden om zo snel mogelijk opnieuw te kunnen zaaien.”
De scholen blijven dicht tijdens die periode. Steeds meer kinderen worden geboren met astma. “Maar een echt concreet plan van de overheid om dat aan te pakken, ligt moeilijk. Zoals ik eerder aanhaalde, liggen hervormingen bij de overheid zeer gevoelig. Ze gaan niet snel zaken opleggen die de mensen tegen de borst stuiten. Hoe vertel je aan mensen die van de landbouw afhangen dat ze hun veld niet meer mogen verbranden wegens de klimaatverandering? De regering probeert wel veranderingen door te voeren, met behulp dan van stevige subsidies. Maar ook die zaken kunnen op weinig begrip rekenen bij de bevolking.”
De eerste prioriteit is armoedebestrijding
Dat zal veranderen zodra hun inkomen hoger is. “Daar bestaan genoeg studies over”, zegt Dr. Anantha Nageswaran, economische raadgever van de Indiase overheid in een toespraak voor het Centre for Social and Economic Progress[4]. “Maar eerst moeten de inkomens naar omhoog om komaf te maken met extreme armoede, slechte gezondheidszorg en pover onderwijs. Naarmate de economie dan verder groeit, profiteert ook het milieu. Onderzoek heeft aangetoond dat rijkere landen meer koolstof uit de lucht halen dan arme landen.” Economische groei verhoogt de koolstofopslag op verschillende manieren. Er is een betere afvalverwerking en dankzij de hogere landbouwproductiviteit is er minder akkerland nodig.
“Je moet wel opletten met het gebruik van normatieve woorden zoals ‘vuile brandstoffen’”, vervolgt Nageswaran. “Niemand betwist dat afhankelijkheid van fossiele brandstoffen bijdraagt aan de opwarming van de planeet. Maar die brandstoffen blijven vitaal voor vele delen van de wereld, ook de komende decennia. Ze vormen de enige manier om mensen uit de energiearmoede te halen en ervoor te zorgen dat zij dezelfde toegang tot energie hebben als mensen in de ‘ontwikkelde’ wereld. Toegang tot elektriciteit is noodzakelijk om de levensstandaard van mensen in lage-inkomenslanden op te krikken. En momenteel zijn de beschikbare alternatieven te duur vanuit begrotingsstandpunt. Vandaar dat we moeten opletten met het gebruik van het woord ‘vuil’. Het verbindt een sterke negatieve connotatie aan iets dat, in werkelijkheid, een belangrijke behoefte vervult.”
Hogere kosten voor lage-inkomenslanden
Een aanverwant probleem zijn de mitigatiekosten: die lopen bij een evolutie naar een net-zerowereld veel hoger op in de lage-inkomenslanden. In de eerder geciteerde studie van McKinsey lezen we: “Extreem blootgestelde gebieden, waaronder Afrika ten zuiden van de Sahara en India, zouden vandaag minstens anderhalve keer het bedrag van de geavanceerdere economieën moeten investeren als aandeel van het bbp om de economische ontwikkeling te onderstutten en een koolstofarme infrastructuur uit te bouwen.” Voor die uitbouw van (enkel) koolstofarme infrastructuur betalen de ‘ontwikkelde’ landen gemiddeld zo’n 6% van hun bbp tussen 2021 en 2050. In India loopt dat op tot 10% van het bbp.
De ‘ontwikkelde’ landen moeten de lage- en middeninkomenslanden op een faire manier financieren. Professor Rajan Raghuram, voormalig gouverneur van de RBI, bedacht daarvoor een faire, globale koolstofbelasting[5]. De regio’s die het meest uitstoten per capita – de meest welvarende – dragen bij aan een fonds dat groene projecten financiert, of garandeert, in de regio’s die het minst uitstoten. “De globale uitstoot per capita bedraagt 4,6 ton. Wie meer dan het gemiddelde uitstoot, betaalt aan een mondiaal fonds; wie minder uitstoot, ontvangt. “Concreet betalen de VS 16 minus 4,6. Dat is het teveel aan uitstoot die ze vandaag produceren. Dat vermenigvuldigen we met 325 miljoen Amerikaanse burgers én met wat ik de mondiale koolstofprikkel noem. Die zetten we bij aanvang op 10 dollar per ton, maar kan later, indien nodig, verhoogd worden.” Bij de start betalen de VS nu jaarlijks 38 miljard dollar aan het fonds. India, dat 1,91 ton uitstoot, ontvangt (4,6–1,9) X 10 X 1,45 miljard mensen = 39,15 miljard dollar.
“Als je alle bedragen van alle grote ‘vervuilers’ optelt, kom je uit op ongeveer 100 miljard dollar”, zegt professor Rajan. “Dat is ook de hulp die de rijke landen aan de arme hebben beloofd.” Het geld dat India ontvangt, kan het gebruiken om de grootste risico’s van bepaalde projecten te dekken. Daardoor kan er extra geld vanuit de privésector aangetrokken worden. “Een hefboom van 9 op 1 zou niet abnormaal zijn. Dat levert een financiering van 1.000 miljard dollar op”, rekent de voormalige IMF-hoofdeconoom voor. “Dat zijn de bedragen die een verschil beginnen te maken in de klimaatfinanciering.”
Financieringsbehoefte
Een recente studie[6] raamt de jaarlijkse extra benodigde investeringen bovenop die van 2019 voor de grote groep van lage- en middeninkomenslanden (exclusief China, dat de transitie zelf wel kan financieren) op 1.300 miljard dollar vanaf 2025. Dat neemt toe tot 3.500 miljard dollar tegen 2030. Van die 1.300 miljard dollar valt een kwart onder ‘business as usual’-investeringen, maar dan met de transitie voor ogen (bijvoorbeeld de normale investeringen in de uitbreiding van de productiecapaciteit die nu naar duurdere hernieuwbare energie gaan). Driekwart is echt bijkomende financiering waarvan de auteurs ramen dat de groeilanden 417 miljard dollar intern zullen moeten proberen te vinden en 540 miljard dollar via internationale financiering (met een verdeling publiek/privé van resp. 2/5 en 3/5).
Wie investeert dan in India? “Risicokapitaal is belangrijk, maar we zien ook investeringen van beursgenoteerde bedrijven, staatsinvesteringsfondsen, pensioenfondsen en ander institutioneel kapitaal binnenkomen”, zegt doctor Arunabha Ghosh, CEO van denktank Council of Energy, Environment and Water (CEEW). CEEW werkt de overheidsstrategie voor een snelle transitie uit. “We toonden al aan dat we van een minuscule basis snel kunnen opschalen naar een gigantische markt. In combinatie met duidelijke beleidsdoelen, waarbij staten bijvoorbeeld beslissen dat ze willen inzetten op groene waterstof of dakzonnepanelen, wordt dat een aantrekkelijk verhaal voor investeerders.”
Nood aan geld, opgeleide werknemers en materialen
Maar daarmee is het transitieverhaal niet rond. “Er zijn drie beperkende factoren: geld, opgeleide werknemers en materialen. De volgorde van belang hangt af van met wie je spreekt.” Volgens dr. Ghosh is het vinden van geschikte arbeidskrachten een uitdaging. Hun opleiding zal vooral in de bedrijven zelf plaatsvinden. “De constructeurs zullen het tekort aan materialen als grootste uitdaging bestempelen. De overheid publiceerde een lijst van 30 kritieke mineralen waarvan we voor sommige voor 100% afhankelijk zijn van de import. We zijn daarvoor ook afhankelijk van China. Daarom concentreren we ons nu op de eigen productie van zonnepanelen bijvoorbeeld. En op partnerships.” Zo is er het door Frankrijk en India opgezette ‘International Solar Alliance’-initiatief, een samenwerking van ondertussen 116 landen; voor de import van kritieke mineralen werken we samen met andere landen zoals Chili en Australië.”
Volgens Dr. Ghosh blijft geld de grootste uitdaging. “Hoewel we de vierde grootste markt in hernieuwbare energie zijn in effectief opgebouwde capaciteit, ontvangen we amper 3% van de globale investeringen in hernieuwbare energie. De reden daarvoor is dat het gepercipieerde risico veel hoger is dan het reële risico. Het risico voor investeerders is hoger dan het gemiddelde niveau in de OESO [door het niet altijd even stabiel wetgevend kader], maar de behaalde return is ook hoger. Een groter probleem is echter het munt- en renterisico. Dat zijn risico’s die buiten de controle van individuele projectontwikkelaars vallen. Deels zit macrorisico bij de overheid en het beheer van de economie. Maar wanneer de Amerikaanse centrale bank de rente optrekt, dan heeft dat niets met de toestand van onze economie te maken. Toch gaan onze financieringskosten voor in dollar genomineerde schulden wel de hoogte in.”
In de westerse landen is de financiering van groene investeringen voor 80% afkomstig van privégeld, tegenover amper 14% in de lage- en middeninkomenslanden. De gemiddelde financieringskosten voor de bouw van een zonnepark, bijvoorbeeld, zijn er excessief hoog. En de gemiddelde betaalde rente beloopt er 10,6%, tegenover 4% in de Europese Unie. Dat berekende emeritus professor Avinash Persaud. Volgens Persaud gaat het hier om een marktfalen. Hij stelt de oprichting voor van een gemeenschappelijk agentschap van multilaterale ontwikkelingsbanken en het IMF, die via indekkingstechnieken die kosten omlaaghalen. Daardoor zullen volgens hem veel meer hernieuwbare-energieprojecten gefinancierd worden. Dat idee werd tijdens de G20-top in India op tafel gelegd en wordt er nu verder uitgewerkt.
Net zero in 2070
De belofte van de overheden van de rijke industrielanden om een klimaattransitiefonds op te richten, is een grote stap in de goede richting. “En het is meer dan terecht dat ze die hulp bieden”, legt dr. Ghosh uit, hoewel de jaarlijkse 100 miljard dollar er nog steeds niet ligt. “De geïndustrialiseerde landen klagen dat we pas in 2070 naar net zero zullen gaan, en wijzen op de hoogdringendheid van een overschakeling naar hernieuwbare energiebronnen.” Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) is India een van de weinige grote economieën waar de vraag naar steenkool de komende decennia nog zal toenemen. Daardoor stijgt zijn aandeel in de wereldwijde vraag naar steenkool van 10% in 2019 naar meer dan 15% in 2040.
“Laat me toe daar toch enkele kanttekeningen bij te plaatsen”, zegt dr. Ghosh. “Vooreerst gaan de investeringen in steenkoolcentrales nu al steil naar beneden. De voorbije maanden reduceerde de centrale overheid de geplande investeringen in extra steenkoolcentrales met 10 gigawatt tegen 2030. Daar komen nu hernieuwbare-energiecentrales voor in de plaats. Tegen die tijd bereiken we ook de piek van het steenkoolgebruik. De voorbije zes jaar lagen de investeringen in hernieuwbare-energiecapaciteit ook veel hoger dan die in steenkoolcentrales.” Het aandeel in de totale elektriciteitsproductie van kolen daalt daardoor van 60 naar 50% tegen 2030.
Minimale historische uitstoot
Waarom geen effectieve afbouw van de steenkoolcapaciteit? Omdat dat zeer veel zou kosten. De Indiase steenkoolcentrales zijn relatief nieuw (minder dan 15 jaar oud). Het zou dus duur zijn om ze nu al te sluiten. “Voor de ‘base load’-productie van elektriciteit zijn met fossiele brandstof gestookte elektriciteitscentrales voorlopig nog steeds een stuk goedkoper”, geeft dr. Ghosh mee. Daarmee zit hij op dezelfde lijn als economisch adviseur Nageswaran.
“Tegen 2040 verwachten we een emissiepiek voor de hele economie, dus niet alleen de elektriciteitssector. Tegen 2070, in 30 jaar tijd dus, evolueren we naar net zero. Dat is de kortste termijn van alle grote landen. De piek in de Europese landen lag in de jaren 70. Dus daar duurt het meer dan 70 jaar om naar net zero te gaan. In de VS piekten de emissies in 2006, wat neerkomt op 44 jaar. In China is het 35 jaar.”
“Dat is nummer één”, zegt dr Ghosh die nu echt goed op dreef komt. “Ten tweede, van belang voor de klimaatverandering is de concentratie van koolstofdioxide in de atmosfeer. Daarbij moet je kijken naar de toekomst én naar het verleden. Onze bijdrage aan die historische opbouw is minimaal. Daardoor liggen onze totale cumulatieve emissies respectievelijk 59, 58 en 49% lager dan de Chinese, de Amerikaanse en de Europese, hoewel we net zero pas in 2070 verwachten te bereiken. Vaak mis ik die nuance in de discussies over onze net-zerodoelstelling voor 2070.”
Mitigatie en efficiëntie
Ondanks het geldtekort heeft India niet stilgezeten de voorbije jaren. “In 2008 werd een actieplan voor de klimaatverandering geïntroduceerd, met de ‘zonnemissie’ als een van de speerpunten”, duidt dr. Ghosh. “In 2010 had India 20.000 megawatt aan zonne-energie. Vandaag is dat 70.000 megawatt en 185.000 megawatt aan andere niet-fossiele energie. Daarmee zijn we nu al de vierde grootste hernieuwbare-energiemarkt ter wereld.”
Naast mitigatie – de beperking van de CO2-uitstoot – werkte India via twee pistes aan een betere energie-efficiëntie: de eerste richtte zich op de huishoudens, de tweede op de industriële sector. “Voor de huishoudens was er een gigantische uitrol van ledlampen. We sloegen wat tussenstappen over en schakelden meteen over van gloeilampen op ledlampen. De overheid stelde zich garant voor de aankoop. Daardoor is de markt zich gaan toeleggen op de productie van goedkopere ledlampen, zodat de kostprijs zakte van 300 naar 50 roepie per lamp. In totaal zijn er nu meer dan 600 miljoen ledlampen verkocht, goed voor 38 miljoen ton minder CO2 per jaar.”
Voor de industrie werd het ‘Perform, Achieve and Trade (PAT)’-schema gelanceerd, waarop energiespaarcertificaten worden verhandeld. “In plaats van CO2-certificaten te verhandelen zoals in het Europese Emissions Trading System, verhandelen hier de 8 grootste sectoren spaarcertificaten. De toezichthouder bepaalt de vereiste besparingen voor elk bedrijf. Haalt het bedrijf die doelstelling, dan kan het het overschot aan certificaten verkopen.”
Dat bracht India naar waar het vandaag staat. Het aandeel van hernieuwbare en niet-fossiele energie bedraagt 44% van de totale productiecapaciteit. De effectieve elektriciteitsgeneratie komt uit op zo’n 20% voor niet-fossiele brandstoffen en op piekdagen op 27 à 28%. “Tegen 2030 willen we gaan naar 500.000 megawatt aan niet-fossiele elektriciteitscapaciteit. Dat is een verdubbeling tegenover vandaag, waarmee we dan op de tweede of derde plaats in omvang stranden.” 50% van de benodigde energie moet tegen dan afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen. De daling van de energie-intensiteit tegenover 2005 bedraagt dan 45%.
Nieuwe initiatieven moeten het net-zerodoel voor 2070 in zicht houden. In navolging van het succes van PAT kondigde India recent de lancering aan van een nationaal ‘Carbon Credit Trading Scheme’. “De implementatie van dat handelssysteem samen met verschillende andere klimaatinitiatieven, zoals de expansie van zon- en windcapaciteit, een geleidelijke toename van subsidies op het gebruik van hernieuwbare energie, vooruitgang inzake de productie van groene waterstof en hogere belastingen op vervuiling, én vooruitgang inzake de energie-opslag zijn van cruciaal belang”, stelt het IMF in zijn jaarlijkse landrapport[7]. “Dat alles zal helpen om de transitiekosten te drukken, energievoorzieningen uit te bouwen en door vervuiling veroorzaakte gezondheidsproblemen te verminderen.” De voordelen voor India van een snelle klimaattransitie zijn overduidelijk. Maar het land kan het niet alleen doen. Toegang tot extra financiering en een snelle globale technologieoverdracht zijn absoluut noodzakelijk.
[1] Koen De Leus & Philippe Gijsels, De Nieuwe Wereldeconomie: Investeren in tijden van Superinflatie, Hyperinnovatie en Klimaattransitie, Lannoo, December 2023
[2] McKinsey, The net-zero transition: What it would cost, what it could bring, 2022
[3] ‘The Economics Of Climate Change: No Action Not An Option’, Swiss Re Institute, 2021.
[4] India in Asia, CSEP, March 3-5, 2023, Neemrana Fort-Palace
[5] R. Rajan, ‘Climate Action and Continued Globalization Joined at the Hip’, IMF, (2022 Per Jacobsson Lecture).
[6] Bhattachaya et al. (2022)
[7] India, 2023 ARTICLE IV CONSULTATION, IMF Country Report No. 23/426, December 2023