De evenwichtsrente is deze waarbij de vraag naar spaargeld gelijk is aan het aanbod. Haalt de centrale bank de rente onder dit theoretische niveau, dan stimuleert het de vraag naar geld, en dus de groei, en vice versa.
Daling van de evenwichtsrente
De voorbije decennia duwden verschillende factoren de evenwichtsrente lager. De vergrijzing zet meer mensen aan tot voorzorgsparen. Door de toenemende ongelijkheid is er een alsmaar groter groep die zodanig veel verdient dat ze meer spaart. Het hoger aanbod van geld duwt de prijs ervan – de rente dus – lager.
Dat doet ook de dalende vraag ernaar. De structurele daling van de productiviteits- en bevolkingsgroei drukt de behaalde return op geïnvesteerd kapitaal waardoor bedrijven minder investeren. Alles samen haalden het hoger aanbod en lagere vraag naar geld de reële evenwichtsrente 7 procentpunten lager sinds de jaren 70.
Wat kunnen we doen?
De overheid compenseerde dit gedeeltelijk met hogere overheidsschulden en dus meer vraag naar spaargeld. Ze investeerde ook in gezondheidszorg en pensioenen waardoor mensen daarvoor minder moesten sparen. Het netto effect van alle langetermijntrends samen op de reële evenwichtsrente blijft echter een daling met 3 procentpunt.
In de VS wordt de reële evenwichtsrente geraamd op 0,5%, in Europa is dat -0,5%. Voeg daar de huidige inflatie van zo’n 1% bij, en dan stel je vast dat om de Europese economie te stimuleren je de nominale rente onder 0,5% moet duwen. Vandaag staat de kortetermijnrente op 0%.
Hier komt maar verandering in als de structurele trends keren. Maar de vergrijzing stop je niet zomaar, net zomin als de ongelijkheid. Misschien stijgt de productiviteit eindelijk door de digitale revolutie, maar daar wachten we al een tijdje op.
Ik concludeer dan ook dat de rente vandaag inderdaad uitzonderlijk laag is. Maar zelfs in neutrale macro omstandigheden lijkt een nominale langetermijnrente van 1 à 3 procent, behalve in geval van een inflatieopstoot, het nieuwe normaal.